Je zit
in mijn tas,
tussen de schone was
en zelfs de vuile.
Je zit in de afwas,
de kralen aan mijn ketting
en achterop mijn fiets.
Je sluipt
tussen de bladzijden van mijn boek,
achter de gordijnen,
je bent er als het regent
of als de druppels weer verdwijnen.
Je ligt op de loer
bij de koffie of de thee
en als ik weer aan het werk ga
ga jij gewoon weer mee.
Je roept, je fluistert
of je zwaait
net zolang
tot je over je bol wordt geaaid.
Ik mis je
in ieder uur
van iedere dag,
op ieder moment
dat ik door het missen heen
van je houden mag.